dinsdag 17 september 2013

Hoe een klein ding groot kan zijn, heel groot

 
"Until my ghastly tale is told, this heart within me burns"


Ik, ik met die milieuvriendelijke instelling, vegetariƫr, baasje van een blinde poedel, een blinde huistijger en een afgedankte Spaanse galgo, ik heb soms in een winkel geen tas bij me. Ik, ik die zo dol is op Moeder Aarde, de natuur, groen gras, grote bomen en klaterend water, moet soms 'ja' zeggen als me wordt gevraagd of ik een tasje bij mijn aankopen wil.

Het prachtig gemaakte, maar dieptrieste filmpje over de vogels met plastic gevulde magen hierboven was een druppel. We hebben allemaal die druppel nodig. Bij mij was de emmer al vol, dus ging hij overlopen. Voor een ander vult die druppel de emmer tot halfvol, waardoor ze een beetje gaan nadenken. Voor de meerderheid is dit een eerste druppel die klaterend op de bodem van hun lege emmertje zal landen, maar dan nog: het is een druppel.

Onwil, onwetendheid, gemakzucht, wreedheid, wat is voor jou de reden dat je dieronvriendelijk en/of milieuvervuilend bezig bent? Ik maakte me schuldig aan gemakzucht. Ik wist van het plastic eiland, ik wil geen plastic tasjes hebben, maar ik zorg er niet voor dat ik een tas bij me heb. Of ik koop zoveel boeken in de boekwinkel dat ik een extra tas nodig heb. Nu ik zo'n onwijs coole tas heb, heb ik ook echt geen excuus meer. Vanaf vandaag heb ik altijd die tas bij me en gaan mijn aankopen daar in. Ik zeg nee tegen plastic tasjes en als er al vanzelf wordt ingepakt in een plastic tas, laat ik het er weer uithalen. Nee, dank u, ik hoef geen plastic tasje.



Het geweldig mooie en stomvervelende Droomboek wordt massaal in de winkels opgehaald en iedereen wil er een tasje bij. Ze zeggen: "Oh, ik heb niks bij me", "Het regent een beetje buiten", "Mag ik een tasje?". Duizenden extra tasjes over de toonbank, bij een gratis boek. Best stomvervelend. Maar net zo vervelend als een plastic tas bij een krantje. Hoort zo'n krant niet opgevouwen onder de arm gestoken te worden? Kan die Libelle niet in die enorme handtas? Werkelijk, een plastic tas bij een boekenbon? Het sneue is dat ik nooit zo'n tas hergebruikt zie worden. Het sneue is dat IK zo'n tas ook niet hergebruik voor mijn boeken, want ze liggen thuis. En daar worden ze niet zomaar weggegooid, ze worden braaf hergebruikt en als de voorraad te groot wordt, breng ik mijn eigen plastic berg naar de kringloopwinkel op de hoek, want die zijn erg blij met tassen. Plastic flesjes met drinken had ik al afgezworen en ik heb nog nooit in mijn hele leven afval op de grond gegooid. Ben ik dan klaar? Ik denk het niet, ik kan nog veel meer doen. Wat kun jij doen? Koop bij Lush, of bij Bodyshop. Koop een afvalgrijper en ga er af en toe een rondje mee door de wijk. Alhoewel, die dorpsgek ben ik nog niet. Of... ben je dan een dorpsgek? Waarom eigenlijk? Waarom voel ik me een mafkees als ik een rondje om de Floresvijver ga met een vuilniszak (oeps, plastic)? Hoe komt het eigenlijk dat je raar bent als je NIET vervuilend bezig bent? Hoort dat niet heel andersom te zijn? Hoort die vervuiler niet een ontzettend rare knakker te zijn?

Confusing as hell, zo'n druppel die de emmer doet overlopen. Plastic tasjes in de winkel, het is zo klein, maar het is eigenlijk juist heel groot. 34 keer Nederland, om precies te zijn.









zaterdag 14 september 2013

Angstig en onzeker wacht ik af



Het is zaterdag, vroeg in de middag. Ik zit voorzichtig wat bij te lezen achter mijn computer. Een volle kan groene thee staat voor me. Ik let op mijn houding en houd zorgvuldig de spanning in mijn nek in de gaten. Ik wrijf over mijn wenkbrauwen. Ontspan, ontspan …

Donderdagochtend kwam hij weer langs. Altijd eerst in mijn rechterooghoek, een symptoom dat ik direct herken en waar mijn hart een slag van overslaat. Het beste is om direct een pil te slikken, zodat hij weer weggevreten wordt, maar ik heb het niet altijd goed door en soms wil ik het niet door hebben. Want van zo’n pil ga ik een paar uur in coma en voel ik me ook naar. Als ik het niet doe, groeit het gevoel in mijn ooghoek naar mijn jukbeen, mijn tandvlees, mijn nek, mijn schedel. Het groeit van gevoel naar pijn en van pijn naar messteken en bliksemschichten. Kon ik maar even alleen met links denken en doen, want links doet niet mee. Langzaam word ik misselijk, ik voel me ziek, de vreselijk pijn is gearriveerd. Mijn hoofd is een zieke bol van steken en bonkende donder. 

Vier uur later ontwaak ik uit mijn zelfgekozen coma en ga ik vertwijfeld rechtop zitten. Hmm, ik voel hem nog. Mijn lijf verstijft van angst. Wat nu als ik hem helemaal niet wegkrijg? In overleg met mijn vriend nog maar een pil.

Vrijdagnacht schud ik mijn vriend zachtjes wakker. Hij weet direct waarom en kreunt van meevoelende ellende. “Echt? Alweer? Nee toch?!” Ik voel me begrepen, maar heb ook een hekel aan wat ik hem moet vragen te doen. Ik heb hem al klaarliggen, uit het doosje, dop eraf. Ik geef hem aan en ga achterover liggen, mijn benen ontspannen, al is dat erg moeilijk. Hij vraagt: “Hier?” en ik mompel dat het iets hoger moet. Ik fluister bangig dat ik niet wil, maar het moet en mijn vriend weet dat hij geen betere toestemming van mij zal krijgen. Hij pakt door, drukt op de knop en BENG!, daar schiet de naald mijn been in. Auw, weer niet de perfecte plek, of bestaat die misschien niet? Ik kan toch niet overal zenuwen hebben lopen. Een tweede, zachtere tik geeft aan dat de spuit leeg is. De pijnlijke naald wordt uit mijn been getrokken en ik probeer te ontspannen. De natte doek gaat weer over mijn hyperactieve ogen en ik probeer de kriebels te voelen, die de spuit altijd brengt. Vroeger vond ik ze eng, die ‘muisjes’, maar nu nodig ik ze uit, ik wil ze snel, veel en krachtig. Ze vreten het ding op en ik kan niet wachten tot ze er zijn. Ze komen, maar ze zijn niet met veel en ze bewegen aarzelend. Toch trekt het weg. Ik zucht van verlichting en opluchting en stil geluk en geef me over aan een zalige slaap. Nu even niet meer, nu ben ik even veilig. Ik kan huilen van geluk als de bliksems wegtrekken en ik mijn hoofd in het kussen kan laten zakken. Ik zou huilen, als huilen niet zo’n pijn deed aan mijn hoofd.

Het is zaterdag, mijn voorraad pillen en spuiten is op. Het is weg, maar het sluimert op de achtergrond. Ik voel hem azen op mijn zenuwen, zo dol als hij is op het sturen van pijnscheuten door mijn schedel. Ik vlieg er recht van overeind als dat gebeurt, niet in staat een kreun van pijn te onderdrukken. Ik doe voorzichtig, drink veel en probeer me niet in te spannen. Lezen gaat niet, oh horror. Mijn ogen moeten rustig blijven, mijn nek ontspannen, mijn gemoed kalm en de sfeer luchtig. TV kijken is niet zo handig volgens mij, maar niks doen ook niet. Een beetje proberen te werken lijkt me goed, maar ik let goed op te snelle gedachten, want die horen er ook bij. Ik probeer langzaam te denken, maar ik doe het zo krampachtig, dat het me bijna tegen werkt. Ik draai mijn nek, en dwing mijn schouders om te zakken, ik heb ze hoog opgetrokken, bijna tegen mijn oren aan. Ik probeer mijn rechteroog te ontspannen, maar hoe ontspan je een oog?

Ik noem het ‘mijn’, alsof het bij mijn familie hoort. Het is al twintig jaar onafgebroken onderdeel van mijn leven, maar niet op mijn uitnodiging. Te pas en te onpas komt hij langs, en dwingt hij me terug te trekken, af te zeggen en plat te gaan. In de was de hele voorraad washandjes, die als natte doeken op mijn hoofd gebruikt zijn. In de kamer een lege emmer, voor de zekerheid. Lege verpakkingen van medicijnen. Deken op de bank.

Mijn migraine

Zou hij weg zijn nu?

Angstig en onzeker wacht ik af.